![]() |
In deze basiscursus wordt de cursist op systematische wijze de kennis bijgebracht van de eerstelijns oogheelkunde. Er vindt onderwijs plaats in het diagnostisch refractioneren, de oogboldruk-meting, het beoordelen van het voorste oogsegment m.b.v. de spleetlamp en het beoordelen van het netvlies m.b.v. de funduscoop. Vervolgens wordt geleerd deze kennis samen te voegen om te komen tot een zorgvuldige diagnose.
Men kan onderscheid maken tussen een aandoening die men als huisarts zelf behandelt, een aandoening die men verwijst naar de opticien of een aandoening die men al dan niet met spoed verwijst naar de oogarts. Er wordt gewerkt met patiënten die door de regionale huisartsen zijn geworven om deel te nemen aan deze cursus. Naast lesmateriaal van de STOOHN wordt gebruik gemaakt van de standaarden NHG en het rode boekje oogheelkunde (Y. van Leeuwen en M. Van den Maegdenbergh).
De cursus bestaat uit 5 aan een gesloten dagdelen, waarin oefenen met patiënten centraal staat. U krijgt een certificaat indien u twee keer een cursus van 5 dagdelen heeft gevolgd. Met dit certificaat kunt u zich registreren bij het CHBB oogheelkunde waarna de meeste verzekeringen de huisarts een vergoeding geven voor het MI onderdeel oogheelkunde.
De cursuslocatie is een zaal waar 4 oogheelkundige units staan opgesteld. Een unit bestaat uit:
Op elke unit nemen vier artsen en een docent plaats. Per dagdeel worden patiënten uit een naburige praktijk uitgenodigd. De eerste twee dagdelen 8 patiënten, de volgende dagdelen 12 patiënten. Elke unit ontvangt per dagdeel 2 à 3 patiënten. Deze patiënten zijn uitgekozen omdat zij een oogafwijking hebben, een oogonderzoek willen ondergaan, of omdat de huisarts een oogonderzoek nuttig vindt (bijvoorbeeld ouder dan 60, risicopatiënt et cetera).
De patiënten worden met een taxi bij de praktijk opgehaald en achteraf weer teruggebracht. Zij worden na binnenkomst op de cursuslocatie door een van de docenten nogmaals voorgelicht over het doel van hun aanwezigheid en de gang van zaken. Elke patiënt krijgt na afloop van het onderzoek de bevindingen van het onderzoek op papier. Het formulier wordt ingevuld door de cursist die het onderzoek heeft geleid en wordt gecontroleerd door de docent. De patiënt dient dit formulier aan de eigen huisarts te overhandigen.
Tijdens het eerste dagdeel wordt na een inleiding meteen begonnen met de uitvoering van het gehele oogonderzoek bij patiënten. Bij toerbeurt nemen de (vier) cursisten de leiding. Na de anamnese volgen het visusonderzoek en diagnostisch refractioneren. De bevindingen worden genoteerd op een flip-over. De patiënt wordt vervolgens ingedruppeld en gaat terug naar het wachtlokaal. De tweede patiënt wordt op dezelfde manier onderzocht.
De eerste patiënt komt terug als alle (twee of drie) patiënten zijn onderzocht. Dan volgen het spleetlamponderzoek van de lens, het fundusonderzoek met de indirecte fundoscoop en het bepalen van de oogdruk. Bij de eerste 2 dagdelen ligt het accent op het omgaan met de apparatuur, de volgende dagdelen op het herkennen van bevindingen. Elk dagdeel wordt begonnen of afgesloten met drie kwartier theoretisch onderwijs.
Het is de bedoeling, en de ervaring leert, dat de cursist na 5 dagdelen de apparatuur redelijk kan hanteren en bekende beelden kan herkennen. Er is met name is inzicht ontstaan in het oogheelkundig denken. Om als huisarts echt op het eigen oordeel te kunnen varen is verdere bekwaming noodzakelijk. Oefenen tussen de cursussen door is hiervoor onontbeerlijk.