![]() |
Een grote Europese studie (Breivik, 2006) toonde aan dat één op de vijf volwassen Europeanen aan chronische pijn lijdt wat neerkomt op 19%. 60% van deze patiënten heeft gedurende 2 tot 15 jaar chronische pijn, en 21% zelfs langer dan 20 jaar. Chronische pijn heeft een sterk negatieve invloed op slapen, dagelijks functioneren en kwaliteit van leven. Bij 25% van de geïnterviewde patiënten in de Europese studie, had de pijn ook invloed op hun werkstatus en leidt dan ook tot een groot verlies aan arbeidscapaciteit.
In Nederland hebben meer dan 2 miljoen volwassenen dagelijks pijn (prevalentie van 18%) en in vergelijking met andere chronische aandoeningen zoals Diabetes Mellitus en kanker komt chronische pijn veel vaker voor. In Nederland vinden pijnbehandelingen reeds langer dan 20 jaar plaats waarbij de pijngeneeskunde zich ontwikkeld heeft tot een apart vakgebied binnen de anesthesiologie. In Suriname ontbreken vooralsnog cijfers over chronische pijn, gezien de Pijngeneeskunde zich in de kinderschoenen bevindt en een centrum voor Pijngeneeskunde in de nabije toekomst verwezenlijkt wordt.
Van veel chronische pijnklachten vindt de initiële behandeling door de huisarts plaats. Echter wanneer zo’n behandeling uiteindelijk niet meer of onvoldoende helpt, kan de huisarts de patiënt doorverwijzen naar een pijnpoli. Ook specialisten kunnen patiënten verwijzen naar een Pijnpolikliniek voor behandeling van chronische pijn ten gevolge van een ziekte, maar ook bij onverklaarbare pijnklachten.
Op 3 en 5 mei 2018 organiseert de SPAOGS samen met de vakgroep Anesthesiologie het symposium Pijngeneeskunde. Tijdens dit symposium zult u meer inzicht verkrijgen in de verschillende vormen en oorzaken van zowel acute als chronische pijn, benigne en maligne zoals Hoofdpijn, pijn bij DM polyneuropathie, het Complex Regionaal Pijnsyndroom. Ook zullen aan de orde komen behandelmethoden en psychosociale aspecten van pijn; hoe heeft chronische pijn invloed op het dagelijks functioneren, hoe kunt u pijngedrag herkennen en op welke manier kan cognitieve gedragstherapie een rol spelen.