![]() |
Er is een veranderend speelveld op komst in de publieke en private instellingen van zorg, sociale zekerheid, werken, wonen en onderwijs. Het mechanisme van de verzorgingsstaat kraakt in zijn voegen. Oude institutionele kaders voldoen niet meer. Dus niet langer meer van bovenaf gedicteerd welzijns- en gezondheidsbeleid. Maar een kantelende, participerende lokale overheid, die in samenwerking met maatschappelijke partners de eigen regie van de burger bij welzijn en zorg, bij werk en bij woonomgeving wil gaan versterken. Wat dat betekent is, dat die lokale overheid zich steeds indringender gaat bemoeien met de leefwereld van burgers achter de voordeur, in de wijken, op de arbeidsmarkt en in hun vrije tijd.
In het nieuwe speelveld zijn wisselende constellaties bezig met het maken en uitvoeren van lokaal gezondheids- en sociaal beleid. Maar hoe realistisch en haalbaar zijn al die voornemens om de eigen regie van burgers te versterken? Hoe krachtig is de autonomie of eigen verantwoordelijkheid van burgers of misschien: hoe wederzijds afhankelijk zijn ze van elkaar als het gaat om het principe van de zichzelf regisserende burger? Hoe handelingsbekwaam zijn bestuurders en professionals bij gemeenten en in zorg en welzijn om los te komen van de oude en vertrouwde werkwijzen? Hoog groot is de institutionele en budgettaire druk van “outputlegitimiteit” met als basis meetbare prestaties? Kan een zichzelf regisserende samenleving werkelijk van bovenaf worden opgebouwd? Is zo’n samenleving maakbaar? Deze vragen staan centraal in het eerste NSPOH-Auditorium in 2014.
Willem Trommel is betrokken bij het Onderzoeksprogramma Governance of Activation. In de afgelopen 5 jaar is hij intensief bezig geweest met onderzoek naar de decentralisatie en activering in hedendaagse verzorgingsstaten. Dat bracht het inzicht dat de decentralisaties in de Nederlandse sociale zekerheid verdergaan dan louter bestuurlijke ingrepen. Er is meer zicht nu op een proces dat "crafting local welfare" wordt genoemd. Een proces waarbij actoren vanuit verschillende kennisposities samenwerken om verbindingen te smeden tussen lokale sociale problemen en (nationale) institutionele oplossingen en arrangementen. En waarbij vraagstukken van arbeid en participatie steeds meer verweven raken met vraagstukken van zorg, jeugd en onderwijs. Dit is mogelijk ook wat het kabinet voor ogen heeft als het spreekt over de omslag van een verzorgingsstaat naar participatiesamenleving, maar dat zijns inziens een kritische, (bestuurs)wetenschappelijke en praktische reflectie vraagt.