![]() |
Vanuit de samenleving klinkt de wens dat burgers zelf moeten kunnen beslissen over hun levenseinde, op een zelfgekozen moment en op waardige wijze. Jan Terlouw en Frits Bolkenstein zijn bekende pleitbezorgers.
In de praktijk mogen bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden arts én patiënt voor een actieve levensbeëindiging kiezen. In de richtlijnen voor euthanasie van de KNMG staat wel dat het lijden een medische grondslag moet hebben.
Hiermee lijken wij dokters tegemoet te moeten komen aan de in de samenleving aanwezige wensen en opvattingen. Tegelijk zet deze trend de deur open naar een medicalisering van de beslissing rondom het levenseinde bij existentiële vraagstukken. Artsen worden geconfronteerd met vragen om beëindiging van het leven waarbij hun instemming is vereist, maar waarbij een medische aandoening niet doorslaggevend is. En dat schuurt. Artsen voelen zich vaak niet thuis in deze rol. Bovendien komt de gang van zaken niet tegemoet aan de wens van de burger om zelf te kiezen voor een waardig levenseinde.
Moet de dokter altijd een centrale rol spelen in de besluitvorming rondom het levenseinde?
Op 23 oktober bespreken we een aantal praktijksituaties en luisteren we naar de bijdragen van:
• Petra de Jong, directeur van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie
• Suzanne van de Vathorst, ethica en hoogleraar in de kwaliteit van de laatste levensfase
• Eric van Wijlick, beleidsadviseur KNMG