![]() |
Morele dilemma's en ethiek rondom geboorte, leven en dood.
“Wie kan recht maken wat Hij krom heeft gemaakt?” Deze vraag wordt in het Oudtestamentische boek Prediker gesteld. Als dat slaat op de kwetsbaarheid en sterfelijkheid van de mens, dan was de vraag duizenden jaren lang retorisch: niemand kon dat. Wat we nu bijvoorbeeld verstaan onder genetische aandoeningen was tot voor kort niet enkel onbehandelbaar, maar ook onbegrijpelijk. Sinds het midden van de twintigste eeuw kwam daar verandering in. De wetenschappelijke en technologische ontdekkingen en ontwikkelingen volgden elkaar in snel tempo op: de ontrafeling van de structuur van DNA, de ontwikkeling van kunstmatige bevruchtingstechnieken, de transplantatiegeneeskunde, enzovoort. Het is niet langer ijdel of een vorm van wensdenken om Predikers vraag als volgt te beantwoorden: ‘De mens kan dat. Toch tot op zekere hoogte’.
De mogelijkheden die het met zich meebrengt om onze erfelijke eigenschappen te manipuleren zijn potentieel bijzonder groot. En het is evident dat al deze inzichten en technische mogelijkheden ons voor vele ethische problemen plaatsen.
Aan de hand van drie thema’s: geboorte, leven en dood, schetst Johan Braeckman een ethisch referentiekader om rationele antwoorden op deze vragen te geven.
Bio-ethiek is een discipline binnen de ethiek die is ontstaan omwille van de ethische problemen die de nieuwe medische en biotechnologische ontwikkelingen met zich meebrachten en -brengen. Ethiek is een onderdeel van de filosofie, ontwikkeld in de Griekse Oudheid door filosofen zoals Socrates, Plato en Aristoteles. De ethiek tracht op rationele wijze uitspraken te doen over handelingen en opvattingen die tot goed- of afkeuring leiden. Ethiek is dan ook niet hetzelfde als moraliteit. Elke mens heeft morele intuïties en attitudes, maar niet iedereen reflecteert hierover vanuit de ethiek. Willen we op redelijke gronden de do’s and don'ts van de medische en biotechnologische mogelijkheden bepalen, dan moeten we vanuit ethische referentiekaders nadenken, en niet louter vanuit morele intuïties of buikgevoelens.
Over het begin van het leven: Klonen en wetenschappelijk onderzoek op embryo’s
Er zijn meerdere ethische bezwaren tegen het verwekken van mensen door kloneren naar voren gebracht. Klonen zouden geen persoonlijke identiteit hebben, geen ontwikkeld zelfbesef, hun waardigheid en mensenrechten zouden in het gedrang komen, ze zouden geen doel op zich zijn maar louter instrumenteel gebruikt worden. Hun toekomst zou niet open zijn, wat hun vrijheid zou verminderen en ze zouden psychologische problemen krijgen omwille van verwarrende familiale relaties. Dergelijke tegenargumenten houden geen stand bij een grondige analyse, wat evenwel niet betekent dat het verwekken van mensen door kloneren daarom automatisch is toegelaten. Er zijn immers evidente medische risico’s aan verbonden.
Menselijke embryo’s worden voor meerdere redenen in het laboratorium aangemaakt, onder meer voor wetenschappelijk onderzoek, voor voortplanting en voor stamceltherapie. De voordelen van het aanmaken van embryo’s lijken voor de hand te liggen, toch worden er meerdere ethische bezwaren tegen ingebracht. We focussen bij de analyse op de vraag of het verantwoord is om menselijke embryo’s aan te maken en vervolgens te vernietigen, voor therapeutische doeleinden.