![]() |
Snurken is een hinderlijke klacht. Als huisartsen worden we er vaak mee geconfronteerd. Wat is er aan te doen? Helpen huismiddeltjes en allerlei beugels wel? In dit Albert Event staan we stil bij de verschillende therapeutische mogelijkheden.
Wanneer heeft snurken niet alleen sociale gevolgen? Veel mensen met snurken hebben ook klachten van slaapapneu. Dat er onderdiagnostiek van slaapapneu bestaat is zeker. Met gebruik van beschikbare prevalentiecijfers komt de stichting Apneu Research tot 500.000 patiënten met een vorm van slaapapneu, terwijl er maar 80.000 (15%) bekend zijn, zoals blijkt uit een omvangrijk onderzoek onder huisartsen. Vaak gaan 5-8 jaar voorbij voordat er een definitieve diagnose wordt gesteld. Veel gezondheidsschade (m.n. cardiovasculair) is dan al opgetreden; comorbiditeit die met tijdige behandeling voorkomen zou kunnen worden. Daarom is vroegdiagnostiek noodzakelijk, hetgeenstart bij herkenning. De huisarts is daarbij het centrale aanspreekpunt om vervolgonderzoek op te starten.
Initiatief bij de huisarts
Als de huisarts m.n. denkt aan oorzaken op KNO gebied (dat vaak bij snurken het geval is) verwijst hij de patiënt naar de KNO arts; deze kan dan na KNO onderzoek een slaapendoscopie doen, waarbij obstructieve factoren worden vastgesteld. Vaak wordt dan ook een beroep gedaan op het slaap-waakcentrum van het ziekenhuis . Daar vindt een volledige inventarisatie plaats van de klachten, de kwaliteit van leven wordt gemeten en er wordt ook een slaapregistratie verricht om te beoordelen of er sprake is van slaapapneu.
Leerdoelen: