Jaarlijks ontstaan wereldwijd 208 miljoen zwangerschappen. Meer dan 41% hiervan is ongepland. Onder anticonceptie worden alle middelen en methoden verstaan die tot doel hebben bevruchting van een eicel of innesteling van een bevruchte eicel te voorkomen.
Vergeleken met andere Europese landen is het percentage vrouwen dat in Nederland een vorm van anticonceptie gebruikt relatief hoog. Dit heeft ook zo zijn effect op tienerzwangerschappen, het aantal tienermoeders en het aantal abortussen: alle drie zijn ze verhoudingsgewijs laag.
Een publicatie van het CBS laat de volgende cijfers over anticonceptie zien. Net als tien jaar geleden gebruikte in 2013 tweederde van de vrouwen tussen de 18 en de 45 jaar een methode om een zwangerschap te voorkomen. De meesten zijn aan de pil. Het gebruik daarvan is echter afgenomen, het spiraaltje daarentegen wint terrein. Andere methoden, zoals het pessarium of een natuurlijke methode – coïtus interruptus en/of periodieke onthouding – worden weinig toegepast.
De meeste anticonceptieverzoeken handelt de huisarts zelf af. In specifieke gevallen verwijst de huisarts naar de gynaecoloog. Verderop in de cursus komen we hierop terug. De autonomie die de huisarts bij dit onderwerp heeft, brengt met zich mee dat deze over volledige informatie dient te beschikken om de patiënt goed te kunnen voorlichten en te adviseren over de keuze die zij maakt.
In deze cursus worden ingegaan op de niet-hormonale anticonceptiemethoden. Aan de orde zullen komen: de werking, betrouwbaarheid en bijwerkingen. Daarnaast wordt noodanticonceptie besproken. Leidraad is de NHG-Standaard ‘Anticonceptie’.
De hormonale anticonceptie wordt in een andere cursus behandeld. Om een goed overzicht van alle anticonceptiemethoden te krijgen, raden we u daarom aan om ook deze cursus te volgen. Met de kennis uit beide cursussen bent u in staat om gerichte adviezen en voorlichting te geven aan patiënten die anticonceptie overwegen of die reeds gebruiken.
Na het volgen van deze cursus: