In deze cursus krijgt u een overzicht van de ontwikkelingen van de afgelopen 30 jaar op het gebied van geneesmiddelen met een effect op het reactievermogen en deelname aan het verkeer.
Bestuurders mogen nooit autorijden als ze daar redelijkerwijs niet goed toe in staat zijn. Niet met een been in het gips, een arm in mitella, oververmoeidheid of slecht zicht door een vette oogzalf. Ook niet als men merkt duf en onoplettend te zijn door een bijwerking van een geneesmiddel.
De in 2008 in de Nederlandse apotheken geïntroduceerde categorisering van rijgevaarlijke geneesmiddelen is daarom vooral bedoeld voor die middelen waarbij de gebruiker vaak zélf niet doorheeft dat zijn rijvaardigheid beïnvloed is.
Daarnaast werd er in veel apotheken mondelinge informatie verstrekt, werd vaak een eerste-uitgiftefolder meegegeven met daarin een algemene opmerking over het onderwerp en kreeg men de fabrieksbijsluiter mee met de bijwerkingen. Een enkele keer gaf de apotheek een folder mee specifiek over geneesmiddelen in het verkeer. Bijvoorbeeld de folder van de KNMP.
Toch had deze voorlichting niet het gewenste effect op het rijgedrag van gebruikers. De waarschuwing bleek te vrijblijvend en bood zowel de gebruiker als de voorlichter weinig houvast.
Deze cursus gaat nader in op de belangrijkste geneesmiddelgroepen met een invloed op de rijvaardigheid en de factoren die de rijgevaarlijkheid bepalen. Hiermee beschikt u over een handvat voor een goed advies aan de patiënt en eventueel aan de huisarts.
Na afloop van deze cursus: