Soms zijn het lieve diertjes, die we nodig hebben voor ons bestaan, maar steeds vaker zijn het gemene beestjes die ons ziek maken en soms zelfs doen overlijden. Micro-organismen zoals bacteriën, virussen en parasieten komen steeds vaker voor en zijn steeds moeilijker te bestrijden door toenemende resistenties. Ook infectieziekten die in Nederland vroeger ondenkbaar waren worden, door het verder reizen van mens, dier en gewas, ook steeds vaker hier gezien.

Binnen alle gelederen van de gezondheidszorg komen we deze kleine belagers tegen en ze kunnen de gezondheid van soms grote groepen patiënten ernstig in gevaar brengen. Bij iedere handeling die wij binnen ons vak verrichten vormen zij het grootste risico op complicaties.

Hoe komen ze in ons systeem? Hoe herkennen we ze? Hoe kunnen we ons er preventief tegen wapenen? En hoe kunnen we ze bestrijden als dat nodig is? Dit zijn de vragen waarop de deelnemers tijdens deze nascholing een antwoord krijgen. Vele infectieziekten en hun verwekkers zullen de revue passeren. Vooral wordt aandacht besteed aan zoönosen (infectieziekten die door dieren worden overgedragen en verspreid). Alle facetten van de medische microbiologie komen aan de orde en er zal diep worden ingegaan op het immuunsysteem van de steeds ouder wordende mens en immuun gecompromitteerde patiënten. Tevens zal er worden gesproken over de consequenties van het gebruik van biologicals op het immuunsysteem en de invloed hiervan op een eventuele behandeling met antibiotica en tijdens vaccinaties.

Leerdoelen:

• De deelnemer kent de wijze waarop zoönosen worden overgedragen en weet welke preventie maatregelen hierbij zinvol zijn.
• De deelnemer heeft, o.b.v. feiten uit wetenschappelijke onderzoeken, inzicht gekregen in het mechanisme dat verantwoordelijk is voor de veranderingen in ons immunologische systeem bij de ouder wordende mens en wat men eventueel zou kunnen doen om hierop invloed uit te oefenen.
• De deelnemer heeft kennis van de consequenties van HIV en andere afweerstoornissen op bijkomende reguliere infecties en weet de behandeling hiervan daarop aan te passen indien dit noodzakelijk is.
• De deelnemer heeft kennis van de steeds vaker in Nederland voorkomende infectieziekten zoals het Hantavirus, Echinococcus multilocularis, Psittacosis en Hepatitis E en weet bij welke symptomen hieraan gedacht moet worden en welk aanvullend onderzoek dan moet worden ingezet.
• De deelnemer heeft kennis van de symptomen bij reizigers en importziekten, weet welk aanvullend onderzoek is geïndiceerd, welke behandeling dient te worden ingezet of bij welke indicatie dient te worden doorverwezen.
• De deelnemer heeft kennis van de werking van biologicals en weet welke aanvullende stappen moet worden ondernomen alvorens een patiënt die biologicals gebruikt, te vaccineren of te behandelen bij een infectie.