De huisarts is in staat om onder zijn leiding de ambulancezorg toe te passen welke gerelateerd is aan de geldende norm in de regulier ambulancezorg, gebaseerd op het ALS-principe.
De deelnemer is in staat om een zorgvrager te benaderen conform de ABCDE methodiek.
De huisarts is in staat om met de ambulancechauffeur een reanimatie behoefte vast te stellen.
De huisarts is in staat om met de ambulancechauffeur de reanimatie op te starten conform de NRR richtlijnen en LPA.
De huisarts weet om te gaan met apparatuur in de ambulance.
De huisarts is in staat om op effectieve wijze te communiceren tijdens de zorgverlening naar ambulancechauffeur en andere zorgverleners.
De huisarts weet hierin te delegeren, aansturen, motiveren en terug te koppelen.
De huisarts laat hierin een creatief denkvermogen zien.
De huisarts laat hierin een goed observatie vermogen zien.
De huisarts neemt het initiatief en stemt dit af met ambulancechauffeur.