Deze cursus gaat over de inrichting van de praktijk om tot optimale diabeteszorg te komen voor mensen met type 2 diabetes die insuline moeten gaan gebruiken. Eén van de voorwaarden van de Zorggroep is het volgen van deze nascholing om de goede kwaliteit van de diabeteszorg te waarborgen.
De cursus bestaat uit 4 workshops en een audit in de praktijk voor de praktijkondersteuner. In de workshops komen stapsgewijs alle aspecten van de insulinetherapie aan de orde:
- Anatomie & fysiologie.
- Randvoorwaarden insulinetherapie.
- Insulineprofielen.
- Hoe instellen & aanpassen.
- ontregelingen & bijzondere omstandigheden.
- Zelfcontrole: materialen & werkwijze.
- Insuline injecteren: materialen & werkwijze.
- Nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van voeding en dieet.
Van de cursisten wordt veel zelfwerkzaamheid verwacht. Zo wordt verwacht dat de deelnemer tijden de cursus zelf een patiënt op insuline instelt. Tijdens de workshops kan er casuïstiek worden ingediend welke besproken wordt met de aanwezige huisarts-docent, diabetesverpleegkundige en diëtist (aanwezig op één van de workshops).
Doel van de cursus Insulinetherapie in de huisartsenpraktijk voor huisartsen en praktijkondersteuners is het aanleren van kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het kunnen voorbereiden, starten en begeleiden van insulinetherapie bij patiënten met diabetes mellitus type 2.
Eindtermen voor insulinetherapie door de huisarts en praktijkondersteuner:
Aan de huisarts en praktijkondersteuner worden de volgende eisen gesteld ten aanzien van:
Kennis:
- 1.1 NHG standaard Diabetes Mellitus type 2, herziene versie oktober 2013.
- 1.2 NDF Zorgstandaard, versie juli 2007, diabetesfederatie.
- 1.3 ‘Insulinetherapie in de eerste lijn’ (Verhoeven e.a. 2012-2013).
- 1.4 Fysiologie van de normale insulineproductie en de bloedglucosestofwisseling.
- 1.5 Pathofysiologie diabetes mellitus type 2.
- 1.6 Randvoorwaarden voor insulinetherapie: samenwerking en afstemming met andere zorgaanbieders.
- 1.7 Verschillende fasen van insulinetherapie: indicatiefase, instelfase, stabiele fase en periodieke controles.
- 1.8 Zelfcontrole: instructie, educatie en evaluatie (EADV richtlijnen).
- 1.9 Toedienen van insuline: instructie, educatie en evaluatie (EADV richtlijnen).
- 1.10 De verschillende insulinesoorten met bijbehorende werkingsprofielen.
- 1.11 Startschema’s: 1 x dd, 2 x dd en toelichting 4 x dd insulineregimes.
- 1.12 Interpreteren van bloedglucosedagcurves en aanpassen van de insulinedosering.
- 1.13 Driemaandelijkse- en jaarcontrole bij insulinetherapie.
- 1.14 Hypo- en hyperglycemie: actie en reactie.
- a. Relatie met voeding, beweging, stress, ziekte, co-medicatie.
- b. Insulinegebruik bij ontregelingen bijzondere omstandigheden.
- 1.15 Vergoedingsregelingen voor hulpmiddelen.
- 2 . Vaardigheden:
- 2.1 Praktische instructie over:
- a. Nut en noodzaak van insulinetherapie.
- Zelfcontroletechniek, bloedglucosemeters en toebehoren.
- Toedienen van insuline; insulinepennen en hulpmiddelen.
- Hypo-/ en hyperglycemische symptomen en klachten; behandeling.
- 2.2 Gegevens inzake insulinetherapie adequaat registreren en interpreteren.