![]() |
Chronische veneuze aandoeningen aan de benen vertegenwoordigen een heterogene groep van afwijkingen, variërend van spataderen en teleangiëctasieën tot ernstig oedeem, ulcera, lipodermatosclerosis en andere dermatologische afwijkingen. Deze afwijkingen gaan doorgaans gepaard met een aanzienlijke aantasting van de kwaliteit van leven. Veneuze aandoeningen, zoals varices, komen voor bij ruim 20% van de volwassen bevolking, terwijl secundaire afwijkingen van de huid een prevalentie van 5% heeft.
De inzichten betreffende classificatie, diagnostiek en behandeling van chronische veneuze aandoeningen, c.q. spataderen en verwante problematiek, hebben zich de laatste vijf jaar in hoog tempo ontwikkeld. Dit heeft geleid tot nieuwe regelgeving w.b. vergoeding van behandelingen volgens de DOT-systematiek. De rol van de huisarts, met name waar het indicatiestelling en informatieverstrekking over al of niet behandelen en actuele behandelingsmethoden betreft, heeft veelal geen gelijke tred gehouden met deze ontwikkelingen en dit is de reden voor het aanbieden van deze nascholing.
Veneuze hypertensie wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door insufficiënte kleppen in de oppervlakkige beenvenen. De insufficiënte kleppen worden meestal gevonden in de vena saphena magna (VSM), de vena saphena parva (VSP) of de hieruit ontspringende zijtakken. Indien spataderen ernstig genoeg zijn om te worden doorverwezen voor behandeling, staan meerdere technieken ter beschikking. Traditioneel verschillen behandelingsmethoden aanzienlijk tussen de behandelaren. Ambulante sclerotherapie was populair bij dermatologen of flebologen, al of niet werkend in zelfstandige klinieken, terwijl operatieve behandeling, met name de stripping van gedilateerde en insufficiënte venen, vooral op chirurgische afdelingen werd toegepast. Gedurende de laatste vijf jaar hebben er aanzienlijke veranderingen op dit speelveld plaatsgevonden. Varicesbehandeling wordt nog steeds in ziekenhuizen verricht, maar het aantal in zelfstandige klinieken behandelde patiënten neemt jaarlijks sterk toe. Belangrijker echter is het verdwijnen van de verschillen in behandelingsstrategieën tussen de aanbieders van spataderzorg. Zowel de zelfstandige klinieken als de ziekenhuizen bieden tegenwoordig veelal een gestructureerd pakket aan, waarbij de toepassing van minimaal invasieve methoden, zoals thermoablatie, centraal staat. Hierbij worden de insufficiënte oppervlakkige axiale venen geoblitereerd met laser- of radiofrequente energie.
Deze nascholing zal zich enerzijds richten op het spectrum van veneus gerelateerde aandoeningen en anderzijds op de keuzes die van de huisarts gevraagd worden betreffende het al of niet behandelen daarvan. Tenslotte wordt de rol van de huidige minimaal-invasieve en ambulant uitgevoerde behandelingen bediscussieerd.
De CEAP-classificatie, een acroniem voor klinische status, etiologie, anatomie en pathofysiologie, is het meest gebruikte systeem om spataderen en hieruit voortvloeiende overige veneuze en huidpathologie in te delen. De klinische schaal is de voor de huisarts belangrijkste component, waarmee patiënten op grond van fysisch onderzoek naar ernst van de aandoening kunnen worden gegradeerd. Deze gradering is essentieel voor de indicatiestelling om al of niet te behandelen. Tijdens de nascholing zal met behulp van praktijkvoorbeelden geoefend worden om deze classificatie toe te passen.
Na het fysisch onderzoek, de indicatiestelling en verwijzing zal in de kliniek als eerste stap een Duplex Doppler/echo-onderzoek van de oppervlakkige en diepe beenvenen worden uitgevoerd.