Na het volgen van de eerste module is de huisarts (in opleiding) in staat om of op de hoogte van:

• De basiskennis van de vascularisatie en het geleidingssysteem van het hart.
• De randvoorwaarden voor het vervaardigen van een correct ECG.
• Instructies aan een doktersassistente te geven voor het maken van een ECG.
• Herkennen van veel voorkomende technische storingen op het ECG.
• Een oplossing zoeken voor veel voorkomende technische storingen.
• Herkennen van foutieve plaatsing van elektroden.
• De kenmerken van de achtergrond waarop het ECG wordt geprojecteerd.
• Op basis van het verloop van de depolarisatie en de repolarisatie van het hart de configuratie van de 12 standaard afleidingen te begrijpen.
• De toppen, de segmenten en de intervallen van een ECG te benoemen.
• De elektrische as van de kamercomplexen te bepalen.
• De criteria voor een normaal ECG.
• Een ECG systematisch te beoordelen.